Saturday

Writing

I really love to write stories! Most of my stories ares are about love, friendschip, courage and the most important ingredient: magic. Magic doesn't have to be childish or unreal: there's some kind of daily magic. Have you ever been looking around to your friends, just watching them, suddenly realizing that you really love them? Have you ever cuddled your mother and felt really warm? That's daily magic.

I don't write my stories in English, that's way to difficult for me, but for the Dutch readers I've got a fragment of one of my stories. It's about Jone, a girl who is not really human anymore. Enjoy.


‘Doei! Tot morgen!’ Ik zette me af tegen de grond, rende tegen de muur op en slingerde mezelf over de dakrand heen. Het licht van de lantarenpalen kon daar me niet meer bereiken. Jessica zwaaide nog even vanuit de deuropening naar me, ook al kon ze me niet zien. Toen draaide ze zich om en liep weer naar binnen. Op het moment dat de deur dichtviel was ik al begonnen met rennen, de daken over, springend over de kleine steegjes en de schoorstenen ontwijkend.
Een half jaar geleden zou ik dit niet kunnen, maar nu was het mijn dagelijkse bezigheid. Ik hield ervan, de kriebels in mijn buik als ik in het niets sprong, de koele nachtwind in mijn vacht en vooral de geweldige snelheid.
‘Jone!’ hoorde ik iemand sissen in het voorbijgaan.
Ik remde meteen, maar gleed door naar de rand van het dak, zodat ik gedwongen werd een sprong over de volgende steeg te maken. Mijn poten deden pijn van het remmen. ‘Wat?’ siste ik, en ik draaide me om.
Daar zat hij, ondanks zijn witte vacht toch onopvallend naast een donkere schoorsteen. Zijn ogen waren zwarte, glimmende vlekken in zijn vacht. ‘Jone,’ zei hij, ‘we hebben je nodig. Mats is weg.’
Eén seconde lang stond de wereld stil. Toen sprong ik over het steegje om op hetzelfde dak te komen als hij. Zonder aanloop redde ik het maar net. Ik was nog maar een nieuweling, nog maar een half jaar oud, en ik stond onderaan de voedselketen. Als dit niet zo belangrijk was geweest, was ik nooit vrijwillig naar Bastiaan toegekomen.
Ik verloor hem niet uit het oog terwijl ik naar hem toe liep, en ik draaide mijn oren goed naar hem toe om niets te missen. Toen er nog twee meter tussen ons over was bleef ik staan. ‘Mats?’ herhaalde ik.
‘We hebben hem niet meer gezien sinds eergisteren, toen hij ruzie had met Jonas,’ zei Bastiaan.
Jonas was het lievelingetje van onze leider. Hij was één van de oudste en sterkste van ons, en zocht vaak ruzie. Mats echter maakte nooit ruzie, ik kende hem als een stil en rustig persoon. Hij was één van de weinige vrienden die ik had. ‘Waar hadden ze ruzie over?’ vroeg ik.
‘Geen idee,’ antwoordde Bastiaan. ‘Het was best ernstig geloof ik. We hebben al gezocht, maar we kunnen Mats niet vinden, en jij schijnt hem aardig goed te kennen dus… Weet jij waar hij is?’
Ik keek hem een paar tellen aan. Als ik een mens was geweest op dat moment, had ik moeite gehad om mijn pokerface te behouden, maar in een kattenlijf is dat een stuk makelijker. ‘Nee,’ loog ik. ‘Geen idee.’
Bastiaan liet zijn kop hangen. ‘Hij heeft zijn pillen niet ingenomen. Het gaat niet goed met hem aflopen als hij zo doorgaat.’
Ik deed nog een stap naar hem toe. ‘Hoe lang kunnen we zonder pillen?’
Hij keek me aan, nu behoedzaam. Hij mocht niet te veel loslaten, maar ik was Mats’ vriend. Ik hoopte dat hij dacht dat ik dit deed uit bezorgdheid. ‘Een aantal dagen,’ zei hij uiteindelijk.
‘Hoeveel dagen?’
‘Hangt er vanaf hoe oud je bent.’ Ik wist eigenlijk niet hoe oud Mats was, maar voordat ik dat kon vragen ging Bastiaan uit zichzelf verder. ‘Mats is bijna één. Hij zou het ruim een week uit moeten houden.’
‘En dan?’
‘Dan verbrandt hij.’
Een rilling liep over mijn rug, en mijn kattengezicht vertrok voor zover dat mogelijk was. Ieder van ons wist hoe het was om in brand te staan. Het is alsof er lava door je aderen stroomt in plaats van bloed, alsof je huid langzaam van je lijf wordt gescheurd, alsof je botten één voor één worden gebroken. Ik drukte mijn buik tegen de grond om me veiliger te voelen. ‘Jullie moeten hem snel vinden,’ zei ik.
‘Júllie?’ herhaalde Bastiaan honend. ‘Jone, jij bent deel van ons! Face it!’
Ik gromde zacht. ‘Ik hoor niet bij jullie, maakt niet uit hoe ik eruit zie.’ Als ik een keus had gehad was ik nooit omgegaan met mensen zoals Bastiaan of Jonas. Ik werd door wie ik was gedwongen om ze elke dag onder ogen te komen, maar dat hield nog niet in dat ik deel was van hun groep. ‘Jullie leider is de mijne,’ siste ik, ‘maar ik hoor niet bij jullie. Ik werk in mijn eentje.’
Bastiaan maakte een beweging alsof hij zijn schouders ophaalde. ‘Wat jij wilt. Je helpt toch wel mee om Mats te vinden, hij is je veel te dierbaar. Zeg het even als je hem ziet, en neem wat pillen voor hem mee uit het huis.’
Hij stond op, draaide zich om en verdween in de duisternis, met zijn staart hoog in de lucht gestoken. Ik snoof. Arrogante kwast.
Ik wachtte een paar minuten voor ik in dezelfde richting als Bastiaan vertrok. Ik hoopte dat hij al ver weg was, en me niet in de gaten hield. Hij mocht absoluut niet weten waar ik heen ging.

Copyright © 2010 by Lotte de Boer.
All rights reserved.

Thanks for reading!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten